Als een probleem zich aandient, komen daarbij dikwijls negatieve gevoelens naar boven. Begrijpelijk, want deze emoties zijn nogal indringend en trekken dus enorm de aandacht. En zie de energie die daaruit ontstaat dan maar weer eens kwijt te raken!
Wij mensen zijn door de eeuwen heen altijd grote veroorzakers van problemen geweest. Door ervaring en denkwerk hebben we daarvoor ook allerlei benaderingen en methodieken bedacht, waardoor we ook weer hebben geleerd om ze op te lossen, of hiermee om te gaan. En telkens als er weer nieuwe problematiek ontstond, dachten we na over hoe we dit nog beter konden aanpakken. Naast de ‘probleemaanpakkers’ hebben we ook altijd te maken gehad met een grote groep die juist voor problemen wegloopt. In beide gevallen staat ‘het probleem’ echter nog steeds prominent in de ‘spotlights’ als veroorzaker van het rotgevoel, waarmee we te maken krijgen als gevolg van wat ons overkwam.
De meeste traditionele oplossingsprocessen analyseren in eerste instantie het probleem. Meestal om te ontdekken en te begrijpen waar een oorzaak zou kunnen liggen. En omdat ‘niet’ eigenlijk niet bestaat (probeer nu bijvoorbeeld maar eens niet te denken aan de Eiffeltoren), confronteren wij ons niet alleen met het probleem en de gevoelens die daarbij naar boven komen, maar ook met de gevoelens en mogelijke problemen die daarachter weer schuilen. Het is daarom ook dat sommige mensen vaak uitstellen of verzuimen om een probleem op te lossen. Het kost immers veel energie als je (weer) met al die emoties en gebeurtenissen in aanraking komt.
Graven naar een oorzaak blijkt hier en daar nodig, maar er zijn ook problemen die anders aangepakt kunnen worden.
In plaats van hard proberen te begrijpen waarom iets niet werkt, kunnen we ook de aandacht richten op het uitvinden en toepassen van wat wel werkt. Dat klinkt simpel, maar het blijkt even wennen te zijn, omdat we veelal nog vast blijken te zitten in ons oude stramien van denken vanuit het probleem. En wie goed oplet, ziet dat we daarmee inmiddels vergroeid zijn, want we blijken vooral vaak te focussen op dat wat mensen mankeert.
Als iemand bijvoorbeeld niet goed kan leren, zoeken we naar de oorzaak en als we die hebben vastgesteld, kunnen we er weer een ‘label’ aan toekennen. Dat gaat vaak goed, maar kan ook wel eens anders uitpakken. Mede omdat wij eenvoudigweg niet altijd in een duidelijk aanwijsbaar hokje passen. Je kunt je voorstellen wat er zou kunnen gebeuren als je in het ‘verkeerde hokje’ terechtkomt.
Als iemand bijvoorbeeld werkeloos is en niet gemakkelijk weer aan het werk komt, zoek men naar een rede. Dat is beslist van belang, maar hiermee komt de focus ook weer te leggen op hetgeen mankeert aan de werkzoekende. We kunnen zo iemand bijvoorbeeld het label ‘kansarm’ opplakken. En hoe langer een werkeloos iemand benaderd zal worden vanuit de visie dat er van alles aan hem/haar, of zijn/haar situatie mankeert, omdat we hem/haar als ‘kansarm’ hebben bestempeld, hoe groter de kans dat deze zich als zodanig zal gaan gedragen. Afhankelijk van achtergrond, verstandelijk vermogen, etc. zal het afbreuk doen aan zelfbeeld en zelfvertrouwen. En ook hierbij kan men zich zo ongeveer wel voorstellen hoe dat er zal gaan uitzien.
Gelukkig zie je dat er langzaam maar zeker ook mensen voor het voetlicht verschijnen die in staat blijken te zijn om anders om te gaan met problematiek. Zij zijn in staat het goede te belichten en daarmee aan de slag te gaan, zodat (zelf)vertrouwen weer kan toenemen.
Je kunt je vast ook wel indenken hoe het voelt om na een (grote of kleine) prestatie een zekere trots te ervaren. Dat gevoel kan een prachtige (eerste) bouwsteen zijn waarop een volgende, weer een volgende en nog meer bouwstenen gestapeld kunnen worden, waarmee ieder mens, naar eigen vermogen, een prachtig persoonlijk ‘bouwwerk’ kan neerzetten.
Onlangs stuurde een vriend mij een DVD toe met een Brandpunt-reportage. Fons de Poel interviewde Aad van Nes, de ‘arbeidsmarktmeester’ van Rotterdam. “Als iemand vier weken niet meer werkt, kijkt hij mij niet meer recht in de ogen. Als je drie maanden niet meer werkt, ga je niet meer met het openbaar vervoer, omdat je denkt dat mensen aan je kunnen zien dat je niet werkt.
Als je 12 maanden niet werkt, is de enige die nog met je praat je hulpverlener”. Hij stelt dat er een voortdurende vraag is naar arbeidskrachten die in werkelijkheid niet bestaan (hoge opleiding, veel ervaring, veel flexibititeit en zo laag mogelijk betaald), terwijl mensen die er wel zijn, ziek en doelloos hangen aan een ‘infuus’ van regelingen. Hij werkt daarom oplossingsgericht aan het zelfvertrouwen en de trots van mensen die in een periode daarvoor nog een laag zelfbeeld hadden en weinig perspectief leken te hebben.
Psychotherapeut Steve de Shazer, een der belangrijkste grondleggers van het oplossingsgerichte werken, ontwikkelde een prachtige methodiek en bracht daarmee veel mensen naar een hoger plan, dan zijzelf ooit voor mogelijk hadden gehouden.
Ook ik juich deze oplossingsgerichte aanpak (waar mogelijk) enorm toe, omdat ik inmiddels binnen mijn praktijk heb ervaren dat mensen eerder in staat zijn de draad weer (constructief) op te pakken, als ze voelen dat iets van hun persoonlijke kracht altijd (nog) aanwezig – en inzetbaar is.Het is prachtig om te zien als mensen ervaren dat er gelukkig nog van alles wél goed is, dat zij daardoor (weer) zelfredzamer worden en in staat zijn zichzelf neer te zetten en daardoor ook (weer) momenten van geluk kunnen ervaren.
“Zelfvertrouwen kan groeien als je contact legt met – en werkt vanuit je persoonlijke kracht.”